van zuil
Alleen de
Dorische zuil staat met zijn schacht direct op de vloer.
De andere
zuilen
kiezen hier voor een sierlijk element, fraai
geprofileerd met rondingen en holten. De
Ionische,
Corinthische en
composiete orde
hebben een 'Attisch basement'. Dit is het basement in de strikte, klassieke zin.
De bolle
ligt als een ring - de
voetring -
onder de
schacht.
Meestal is er meer dan één ring, en dan noemen we hem
torus.
De torussen worden gescheiden door een hol profiel: de
trochilus,
soms geflankeerd door een plat
bandje.
Het basement staat op een vierkante
voetplaat.
Wanneer deze hoger wordt en rijker versierd, heet hij
postament.
In de praktijk wordt - buiten de collegebanken - het geheel 'basement' genoemd: al de
ronde holle en bolle profielen, samen met de hoekige basis daaronder.
De overgang tussen rond en vierkant kan bij het
romaanse
basement verzacht worden door
voetloof.
Met de
gotiek
wordt het verhaal veel ingewikkender.
Eerst moeten we bedenken dat niet alleen zuilen
een basement hebben, maar ook
pilasters,
halfzuilen
en
schalken.
Al in het
romaans worden veel
pijlers
toegepast, die bestaan uit een kern met
schalken eromheen.
De gotische
bundelpijler
is een optelsom van eindeloos veel schalken,
waarvan de steeds hogere basementen een heel verschillende hoogte kunnen hebben.
Het profiel valt haast niet meer te benoemen.
De
renaissance
grijpt haast dogmatisch terug op de Romeinse bouwkunst,
en daarmee wordt het wat overzichtelijker. Ook de latere stijlen zijn, vaak heel vrij,
afgeleid van de oudere voorbeelden.
Tekst: Jean Penders (01-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders